Omvang betaalbaarheidsproblematiek in kaart gebracht
Corpovenista wil een bijdrage leveren aan het debat over de betaalbaarheid van het wonen. Als eerste resultaat is nu de betaalbaarheidsproblematiek in kaart gebracht.
Uit het onderzoek, uitgevoerd door Rigo, blijkt dat op basis van de gehanteerde normen, 9% tot 15% van de huishoudens in Nederland te hoge woonlasten heeft. De problematiek beperkt zich niet tot huurders van corporaties (6-16%), maar komt ook voor bij overige huurders (15-23%) en eigenaar-bewoners (9-12%).
Binnen de corporatiesector gaat het om 133.000 tot 356.000 huishoudens. Bijna alle huurders van corporaties met te hoge woonlasten komen uit de primaire en secundaire doelgroep. Bijna de helft van deze huishoudens heeft woonlasten die meer dan €100 per maand boven de gehanteerde norm liggen.
In absolute aantallen vormen alleenstaanden tot 65 jaar de grootste groep met te hoge woonlasten, omdat veel huurders van corporaties tot dit type huishoudens behoren. Relatief gezien, per huishoudenstype, hebben gezinnen met kinderen het vaakst te hoge woonlasten.
Het percentage huurders met te hoge woonlasten stijgt naarmate de huur hoger ligt. Toch heeft ook een grote groep huurders onder de aftoppingsgrenzen te maken met te hoge woonlasten op basis van de normen die in het onderzoek zijn gehanteerd.
Oorzaken
Te hoge woonlasten kunnen voortkomen uit de keuzes die woonconsumenten maken. Bijvoorbeeld wanneer huishoudens er zelf voor kiezen om een grote woning met een hoge kwaliteit en een hoge huur te huren.
Om de relatie tussen betaalbaarheid en kwaliteit te onderzoeken is allereerst gekeken naar de relatie tussen huurprijs en kwaliteit binnen de corporatiesector. Goedkope corporatiewoningen zijn vaak kleiner, ouder en minder energiezuinig dan duurdere corporatiewoningen maar de samenhang tussen de prijs en deze kwaliteitskenmerken is beperkt. Er is zelfs nauwelijks sprake van een relatie tussen de huurprijs en de kwaliteit van de locatie (gemeten naar de WOZ-waarde per vierkante meter).
De verdeling van huurders met te hoge woonlasten over de voorraad van corporaties wijkt nauwelijks af van de overige huurders. Huurders met te hoge woonlasten verwonen dus niet meer kwaliteit dan andere huurders. Gezien de beperkte samenhang tussen prijs en kwaliteit is dat niet verwonderlijk.
Woonduur
Naar aanleiding van adviezen vanuit de workshop Betaalbaarheid die Corpovenista op 3 april organiseerde, is ook nagegaan of de woonduur een relatie heeft met de betaalbaarheid. De grotendeels ontbrekende samenhang tussen prijs en kwaliteit van een woning in Nederland kan grotendeels worden verklaard door de woonduur. In de goedkope huurklassen wonen relatief veel lang zittende huurders, terwijl woningen in de duurdere huurklassen vaker bewoond worden door recent verhuisden. Dit zien we ook terug in de betaalbaarheidscijfers: 46% van de huurders met te hoge woonlasten woont korter dan vijf jaar in de huidige woning tegen 29% van de overige huurders.
Op basis van een grove woningbezettingsnorm kan gezegd worden dat bijna de helft van de huurders uit de doelgroep die te hoge woonlasten hebben, ‘te ruim’ woont. Bij de overige huurders uit de doelgroep ligt dit percentage overigens nog hoger. In vergelijking met de stadsregio’s Amsterdam en Rotterdam wonen huurders in de Brabantse steden relatief vaak ruimer dan de gehanteerde bezettingsnorm. Dit heeft te maken met de opbouw van de corporatievoorraad, die in de Brabantse steden voor een groter deel uit eengezinswoningen bestaat.
Vervolgonderzoek
In de komende maanden zal Rigo nagaan aan welke knoppen kan worden gedraaid om de betaalbaarheid te beïnvloeden. Zij ontwikkelt een instrument waarmee de effecten van externe ontwikkelingen en maatregelen van diverse actoren (waaronder corporaties) op de problematiek in beeld kunnen worden gebracht.
Publicaties
- Download het deelrapport Betaalbaar Wonen, woonlasten en kwaliteit in de sociale huursector (Deelrapportage A)
- Bekijk de samenvatting van het onderzoek
- Bekijk de presentatie van Rigo, zoals gegeven tijdens het Corpovenista-symposium op 3 april