Kennisbank

Buurteffecten: mythe ontmaskerd

20 februari 2018

Op donderdag 15 februari organiseerde Corpovenista haar eerste inspiratiesessie van 2018: ‘Buurteffecten’, bij The Social Impact Factory in Utrecht. Doel was om beleids- en strategiemedewerkers meer inzicht te geven in wat buurteffecten feitelijk zijn en te verkennen wat corporaties hier beleidsmatig mee zouden kunnen.

Wenda Doff, gepromoveerd op het onderwerp, begint haar introductie met de wezenlijke vraag: is de buurt van invloed op de kansen die iemand krijgt in zijn of haar leven? Deze vraag wordt – vaak intuïtief – met ‘ja’ beantwoord; en ook  bij corporaties is dit de heersende opvatting. Maar volgens Doff is de realiteit een stuk weerbarstiger. Doff ontkent niet dat buurteffecten bestaan, maar toont in haar presentatie aan dat een zelfstandig buurteffect moeilijk meetbaar is en laat zien waarom.

Ze omschrijft een buurteffect als een zelfstandig negatief of positief effect op een individu die in een bepaalde buurt woont. Denk aan een effect op het inkomen, de opleiding van een bewoner, of op het vertrouwen dat een bewoner in de buurt heeft. En zo zijn er meer mechanismen die als een mogelijk buurteffect benoemd kunnen worden.

‘In onderzoek probeert men een buurteffect te isoleren,’ zegt Doff. ‘Dit blijkt in de praktijk nauwelijks te doen omdat er veel factoren zijn die kunnen meespelen als er sprake is van een effect, en niet al die factoren kun je meenemen in een meting. Ze geeft een voorbeeld, gericht op het effect van buurtbewoners op een individuele bewoner. ‘Stel, iemand heeft een gebrek aan vertrouwen in de buurt de bewoners. Deze man of vrouw zit veel thuis vanwege een slechte gezondheid. In hoeverre speelt die slechtere gezondheid een rol bij het negatieve beeld dat deze bewoner heeft? Misschien is deze persoon verbitterd of depressief. Niet ondenkbaar, maar het is geen factor die wordt meegenomen in onderzoek.’

De meest robuuste aanwijzingen voor de aanwezigheid van een zelfstandig buurteffect blijken vooral te vinden als het gaat om de buurt als de fysieke omgeving. In een wijk die naast de snelweg of drukke stadsweg gelegen is, leven mensen vaak gemiddeld een paar jaar korter dan mensen die opgroeien in een buurt waar het aan deze wegen ontbreekt. De relatie fysieke omgeving- gezondheid is soms heel duidelijk en is as een zelfstandig buurteffect aanwijsbaar.

Betere kansen voor kinderen bij verhuizing?

Kijken we naar buurteffecten gericht op de sociale omgeving (waar men vaak op doelt als er over buurteffecten wordt gesproken) lijkt er sprake van een zelfstandig buurteffect in de situatie waar kinderen op jonge leeftijd van een ‘slechte’ naar een ‘betere’ buurt verhuizen. Met een betere buurt wordt een buurt bedoeld waar het gemiddelde inkomen en opleidingsniveau van de inwoners beter zijn en ook waar de voorzieningen vaak beter zijn. Beleid in de VS, dat gezinnen met jonge kinderen stimuleert om naar een ‘betere’ buurt te verhuizen, laat zien dat deze kinderen als ze volwassenen zijn het gemiddeld beter doen dan de ‘achterblijvers’, dat wil zeggen dat ze onder meer een hoger opleidingsniveau hebben en een hoger inkomen.  Toch is het ook hier moeilijk om ondanks de langetermijnstudies die gedaan zijn, met 100 procent zekerheid te zeggen dat hier sprake is van een zelfstandig buurteffect. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat bij de ouders die de keuze hebben gemaakt om naar een betere buurt te verhuizen, de ontwikkeling van hun kinderen meer voorop stond in vergelijking tot de ouders die in de slechte buurt zijn blijven wonen.  Ook zijn er andere factoren aan te wijzen die de uitkomsten van dit ‘moving tot opportunity’- beleid in de VS verkleuren. Want een deel van de verhuizers wilde eigenlijk niet verhuizen en een deel (30%) was na verloop van tijd terugverhuisd naar de oude buurt. Nu is Nederland geen Amerika. Maar het principe blijft overeind: er zijn veel onzekerheden om resultaten definitief toe te schrijven aan een buurteffect. Toch is deze bevinding, in de categorie buurteffecten gerelateerd aan sociale contacten, het meest robuust.

Daarnaast zijn wetenschappers het er inmiddels over eens dat:

  • opgroeien in een arme buurt negatieve effecten kan hebben op de sociale mobiliteit later en:
  • er een sterke overerving is van het wonen in arme wijken

Mechanismen die hierbij een rol spelen zijn: veiligheid, stigmatisering, het voorzieningenaanbod en de contacten van een individu.

Hoewel er dus enkele situaties zijn aan te wijzen waarin er wel sprake lijkt van een buurteffect, blijven er ook in de meest robuuste bevindingen onzekerheidsmarges bestaan, blijven er factoren aanwezig die mee te kunnen spelen waar in onderzoek geen rekening mee is gehouden. Doff: ‘Zo stelde Putnam in een onderzoek dat een mix van autochtone en allochtone bewoners leidde tot minder vertrouwen in de buurt en onderling. Dit werd breed uitgemeten in de kranten en zette het mengingsbeleid van corporaties onder druk. In een later onderzoek werd dit weerlegd en bleek dat Putnam geen rekening had gehouden met het feit dat sommige culturen sowieso meer op zichzelf zijn. Met andere woorden: het is heel lastig om als corporatie of gemeente in je beleid rekening te houden met buurteffecten. ‘Je zou eigenlijk een stolp om een buurt heen willen zetten, om allerlei externe factoren uit te sluiten.’