Wat betekent het om als burger deel te zijn van een samenleving die steeds minder vanzelfsprekend voelt? Tijdens een inspirerende lezing ging schrijver en denker Bas Heijne in gesprek met leden van het platform over het groeiende wantrouwen in politiek en instituties. Zijn betoog raakte aan de kern van veel vragen die ook binnen de corporatiesector leven. Wat vraagt het om het contact met de samenleving te herstellen – en wat vraagt dat van ons?
Een samenleving vol beloften – en teleurstellingen
Heijne schetst een samenleving waarin de burger lange tijd werd benaderd als klant: zelfredzaam, mondig, autonoom. “Je kon alles kiezen, bepalen, beoordelen. Technologie en marktwerking beloofden vrijheid en grip. Maar die belofte is omgeslagen in teleurstelling – want de werkelijkheid bleek weerbarstig.”
Het resultaat? Een samenleving waarin veel mensen zich niet gezien voelen. Waar systemen complex zijn geworden. En waarin het contact tussen burger en instituut steeds meer onder spanning staat. “We hebben het realiteitsprincipe uit het oog verloren. De gedachte dat niet alles kan, en dat je je tot anderen moet verhouden – dat is een ongemakkelijke waarheid die we lang hebben ontweken.”
Tussen verlangen en werkelijkheid: het lust- versus realiteitsprincipe
Heijne haalde Sigmund Freud aan om het spanningsveld te duiden waarin onze samenleving zich bevindt. We willen veel – comfort, erkenning, invloed – maar botsen voortdurend op de beperkingen van de realiteit. “Onze cultuur is steeds meer ingericht op onmiddellijke bevrediging: het lustprincipe. Maar het realiteitsprincipe – de grenzen van wat kan, van wat collectief en rechtvaardig is – wordt weggemoffeld.” Dit spanningsveld voedt frustratie en wantrouwen. Juist van instituties vraagt dit dat zij de moed hebben om niet alleen te leveren, maar ook te duiden en te begrenzen.
Tussen consument en burger: het terugvinden van verbinding
Volgens Heijne is de kern van het wantrouwen niet alleen een falende overheid, maar ook een doorgeslagen individualisme. “Iedereen wil gezien worden, maar is steeds minder bereid om ook de ander werkelijk te zien.” De samenleving is versnipperd geraakt, de gemeenschappelijkheid vervaagd. Dat raakt ook de instituties, die ooit rustten op verbinding, rituelen en onderlinge betrokkenheid.
Juist woningcorporaties – met hun worteling in buurten en wijken – kunnen hier een rol van betekenis spelen. Niet door terug te verlangen naar vroeger, maar door met realiteitszin en nabijheid te bouwen aan nieuwe vormen van betrokkenheid. Tijdens het gesprek werd helder hoezeer dit leeft in de sector. Van het herijken van huurdersprincipes tot het sociaal renoveren van buurten – er is behoefte aan een ander verhaal.
“De burger kreeg een vorm van almacht aangepraat, maar werd ondertussen een nummer in het systeem.”
“Als je alleen maar tegemoetkomt, wordt de onvrede niet kleiner. Je moet ook iets durven vragen.”
Een pleidooi voor personalisme
In plaats van te blijven denken in ‘rechten zonder plichten’, pleit Heijne voor het herwaarderen van wederkerigheid. Het zogenoemde personalisme – waarin het individu verbonden is met zijn omgeving en daarin ook verantwoordelijkheid draagt – biedt perspectief.
“Mensen willen wél meedoen, maar dan moeten we ze ook echt betrekken, niet alleen bedienen.”
“Vertrouwen vraagt om nabijheid, herkenning en het delen van een verhaal waarin je ertoe doet.”
Voor woningcorporaties betekent dit ook: durven organiseren op lokaal niveau. Dienstverlening toegankelijk maken. Huurders zien als partners in plaats van als cases. En tegelijkertijd: duidelijk durven zijn over wat je van mensen mag vragen. Niet als controle, maar als erkenning van gedeeld eigenaarschap.
Blijmoedig volhouden
Heijne sloot af met een boodschap van realisme én hoop. “De spanningen zijn echt. Het wantrouwen ook. Maar juist door het aan te gaan – door te blijven luisteren, contact te maken, ruimte te bieden én grenzen te stellen – kunnen we dat vertrouwen stukje bij beetje herwinnen.”
De lezing werkte door, ook in het gesprek erna. Veel aanwezigen herkenden de dilemma’s in hun eigen praktijk: de worsteling met toegankelijkheid, het ongemak rond verantwoordelijkheid, de zoektocht naar nabijheid. Wat overbleef, was een gedeeld gevoel dat het anders kan – en moet.
Een oproep tot blijmoedig volhouden.